Debat over de musical in Nederland
Een paar dingen werden duidelijk bij de discussie die de Kring van Nederlandse Theatercritici (KNT) op donderdag 28 januari 2010 organiseerde over de stand van zaken van de musical in Nederland. Allereerst dat televisie-opnamen, in dit geval door RTL-Boulevard, belangrijker zijn dan het op tijd beginnen van een bijeenkomst met vakgenoten en de andere pers. Naar aanleiding van kamervragen door de SP over vermeende belangenverstrengeling van de publieke omroep met de musicalproducent van Mary Poppins, was RTL-Boulevard op zoek naar quotes. De bijeenkomst begon daarom een half uur later. Nadat daar weer het eerste kwartier over de zoektocht naar de nieuwe Mary Poppins werd gepraat als zijnde het ultieme marketinginstrument kwamen ook meer structurele zaken aan de orde.
Wat ook duidelijk werd is dat een groots opgezette musical alleen kan slagen met een bezoekersaantal van 100.000 à 150.000. Dat een musical daarom populair moest zijn en dat elk marketingsinstrument daarbij veroorloofd was. Ook het terug vallen op eerdere successen. Tegelijkertijd werd het belang genoemd van kleinere producties en van initiatieven als het M-Lab om het vak levend te houden.
Onder de acht genodigden waren er drie die musicalproductiebedrijven vertegenwoordigden. Matthijs Bongertman (directeur Senf Theaterpartners), Ruud de Graaf (impresario Ruud De Graaf BV) en Roel Vente (mededirecteur V&V Entertainment) gedroegen zich als collega’s, die zich ‘positief’ jaloers noemden ten aanzien van elkaar successen en doeltreffende marketingtechnieken. Mocht er onderling haat en nijd zijn, dan zouden zij de laatsten zijn die dat naar buiten toe zouden doen blijken, vertelde Roel Vente lachend. Vriend en vijand waren het erover eens dat Op zoek naar Mary Poppins een prachtig marketinginstrument was. Een andere genodigde, Tim Boersma, eigenaar BFC, een onafhankelijk publiciteitsbureau onderstreepte dat ook. Later zou hij onthullen hoe Jan-Peter Balkenende bij de première van Hairspray terecht kwam.
De weerslag van de economische crisis op de bezoekersaantallen konden ze niet ontkennen, maar meer moeite hadden ze met de grotere wispelturigheid van een nieuwe generatie publiek dat kan kiezen, en dat ook steeds op een later tijdstip doet, uit een steeds groter aanbod. Rob Wiegman, directeur van het Nieuwe Luxor Theater (en ook het Oude) zag een grotere afname (13%) bij de zakelijke markt (de georganiseerde bezoeken, b.v. door bedrijven) dan bij de particuliere vraag. Erwin van Lambaart zag dat in januari, doorgaans een rustige maand, nu opeens de kaartverkoop weer aantrok:’Men wil meer vrijheid in zijn keuze. Minder abonnementen. Meer opzoek op internet.’
Ruud de Graaf zag dat de inspanningen om het publiek te bereiken hoger waren, dat dus de marketingkosten ook hoger waren en dat die weer drukken op de exploitatie. ‘Daar hebben we allemaal last van.’
Bij het zoeken naar veel publiek is het meeste aanbod dan ook gericht op het grote publiek. Veel retro, vrolijkheid, bestaande formules. De musical over Mandela was daarop de grote uitzondering. Ook door de aandacht die ze van de NPS kreeg. Een initiatief overigens van de NPS zelf.
Koen van Dijk van M-Lab onderscheidde zich door voorbij te gaan aan alle marketing. ‘Wij doen geen marktonderzoek. Ik doe wat ik op dat moment interessant vind. Musicals zijn niet allemaal groots en entertainment en bedoeld voor het grote publiek. Maar het is lastig om die andere musicals, om nieuwe titels onder de aandacht te brengen en in de markt te zetten.’
Erwin van Lambaart benadrukte nog eens dat een musical een enorm complexe kunstvorm is. Het is moeilijk en duurt vaak jaren voordat een goed verhaal, een nieuw initiatief volgroeid is. En er is iedere tien jaar weer een andere generatie musical-bezoekers die een eerdere, bestaande musical nog niet kent.
Theaterjournalist Jacques d’Ancona was goed voor meerdere kritische noten. Hij was in de veronderstelling dat bij grote musicals de primeurs steevast naar De Telegraaf gaan. Ook vond hij niet iedere celebrity geschikt om een rol in een musical te spelen.
De aanwezigen onderschreven het belang van een goede pers. Rode-loper-interviewtjes bij premières mogen niet de enige berichtgeving zijn. ‘Populair’ zou geen reden moeten zijn om niet serieus te worden genomen. Waar is het serieuze televisieprogramma over musicals?
Bij de discussie onder leiding van Hein Janssen kwamen regelmatig vragen en opmerkingen vanuit de zaal. Aanwezig waren veel mensen vanuit het vak van de musical en de theaterkritiek. Het was dan ook een zeldzame gelegenheid om in één keer de verzamelde pers, producenten en programmeurs aan te horen, toe te spreken, om aandacht voor iets te vragen en onduidelijkheden recht te zetten. De informele sfeer deed vermoeden dat de Nederlandse musical misschien niet één grote familie, alswel één grote vereniging was. Overigens zonder dat aan de tegenstellingen en hete hangijzers voorbij werd gegaan.
Nieuwtjes waren er ook. De Nijntje musicals gaan door en worden na Nijntje III herhaald. De musical Urinetown, die zo succesvol in M-Lab was, gaat met grotendeels dezelfde cast nu langs de theaters in het land in en Ruud De Graaf BV brengt een musical uit rondom Tante Es (Jurgen Rayman). Ook zijn er aanwijzigingen dat musicalmedewerkers zich in navolging van toneelacteurs gaan organiseren. Ze zulllen in dat geval een volwaardige gesprekspartner worden bij Joop van den Ende Theaterproducties, zo verzekerde Erwin van Lambaart.