Het begin van de KNT
Op 16 januari 2017 bestaat de Kring van Nederlandse Theatercritici vijftig jaar. Ons erelid Karel van Muijden heeft opgetekend hoe de oprichting heeft plaatsgevonden. Hieronder zijn tekst.
Op 12 november 1966 kwam in de Stadsschouwburg te Amsterdam een groepje toneelcritici bij elkaar om te bekijken of het nuttig en zinvol zou zijn om regelmatig contact met elkaar te hebben over het vak en de omstandigheden waaronder het moest worden beoefend. Met name dat laatste aspect baarde sommigen ernstige zorgen. Met de regionale spreiding van het theateraanbod voelden ook de critici de noodzaak landelijk te gaan opereren en het recenseren van premières in de provincie niet langer over te laten aan plaatselijke correspondenten; anderzijds achtten grote regionale kranten het niet langer verantwoord een voorstelling af te doen met een recensie na een optreden in de plaatselijke schouwburg: ter voorlichting van het publiek was een verslag van de landelijke première gewenst. Voor de recensenten in kwestie betekende dat: meer reizen, hoge werkdruk in het weekend, bij premières op vrijdag snel schrijven en vervolgens doorbellen van het verhaal om zo mogelijk nog de zaterdageditie te halen. Ook in de toneelwereld zelf waren al voorboden zichtbaar van het onweer, dat in 1969 zou losbarsten met de Actie Tomaat.
Tot degenen, die in november 1966 bijeen kwamen, behoorden Hans van den Bergh (Het Parool), Wim Boswinkel (Algemeen Handelsblad), Anton Deering (Algemeen Dagblad), Coos van Hoboken (Trouw), Daniël de Lange (de Volkskrant), Karel van Muijden (Brabant Pers), André Rutten (De Tijd) en Jan Spierdijk (De Telegraaf). Laatstgenoemde was alleen gekomen om te zeggen, dat hij het idee sympathiek vond maar zelf op grond van het principe van journalistieke onafhankelijkheid elke vorm van organisatie afwees. De anderen hadden begrip voor die huiver, maar besloten toch een forum voor onderling overleg op te richten. Het zou geen vereniging en zeker geen bond mogen worden, maar hooguit een kring; er zou geen bestuur en geen voorzitter zijn, maar alleen een secretaris, omringd door een stuurgroep. Coos van Hoboken werd de eerste secretaris en besloten werd voor een volgende vergadering een grotere groep critici uit het hele land uit te nodigen. Deze tweede bijeenkomst vond plaats op 16 januari 1967 in een van de foyers van de Koninklijke Schouwburg in Den Haag en het lijkt daarom verantwoord deze datum aan te houden als het moment, waarop de Kring van Nederlandse Toneelcritici (zoals de naam toen nog luidde) officieel werd opgericht.
Een van de eerste initiatieven van de Kring was het instellen van een Prijs van de Kritiek, waarvoor nadrukkelijk geen nauwkeurig omschreven criteria zouden worden vastgelegd. De prijs zou kunnen gaan naar een persoon, een instelling, een voorstelling of een initiatief met een naar het oordeel van de leden bijzonder aspect dat het verdiende extra onder de aandacht te worden gebracht. De eerste Prijs van de Kritiek werd op 6 september 1967 in de Amstelkelder te Amsterdam uitgereikt aan Kees van Iersel voor het baanbrekende werk van de sinds 1962 door hem geleide toneelgroep Studio. In de daaropvolgende jaren ging de prijs naar de dramaturgische afdeling van Toneelgroep Centrum (1968), decor- en theaterontwerper Wim Vesseur (1969), Mickery- oprichter Ritsaert ten Cate (1970), regisseur Peter Oosthoek, met name voor de voorstelling 'Kees de jongen' (1971), Paul Steenbergen als leider van de Haagse Comedie, mede om de harmonieuze wijze waarop hij de leiding aan een jongere generatie had doorgegeven (1972), het collectief van 'The Family' onder leiding van Lodewijk de Boer (1973) en choreograaf Hans van Maanen (1974). Inmiddels waren ook dans- en operacritici tot de Kring toegetreden en was de naam gewijzigd in Kring van Nederlandse Theatercritici.
Een ander initiatief van de Kring, dat tot nu toe stand heeft gehouden, was de maandelijkse premièreagenda, opgezet door Karel van Muijden. De bedoeling hiervan was niet alleen interne informatie, maar vooral ook het alert maken van de toneelgezelschappen op het gevaar van opeenhoping van premières. Om dit signaal al zo vroeg mogeljk af te kunnen geven werd ook al in mei een voorlopige agenda voor het hele komende seizoen opgesteld. Veel geholpen heeft het niet: het systeem van een seizoen, verdeeld in vier à vijf première-rondes waarin stukken in doublure of triplure werden uitgebracht, heeft zich nog lang kunnen handhaven. In 1970 kwam onder auspiciën van de Kring het Adresboek voor het Nederlands Toneel tot stand: een ledenlijst van de Kring, gevolgd door adressen van overheid en organisaties in Nederland en het buitenland, toneelgezelschappen, toneelscholen en dramatische instituten, schouwburgen etc., informatie die in een tijd, dat er nog geen internet bestond, nog niet eerder bijeen was gebracht. Ten slotte mag als activiteit uit de beginjaren van de Kring nog de aansluiting bij de Association Internationale des Critiques de Théatre (AICT) in 1968/69 worden genoemd; met name Jaap Joppe van de Sijthoff Pers (Haagsche Courant en Rotterdamsch Nieuwsblad) heeft zich in de beginjaren van de Kring krachtig voor deze internationale contacten ingezet.
Tot degenen, die in november 1966 bijeen kwamen, behoorden Hans van den Bergh (Het Parool), Wim Boswinkel (Algemeen Handelsblad), Anton Deering (Algemeen Dagblad), Coos van Hoboken (Trouw), Daniël de Lange (de Volkskrant), Karel van Muijden (Brabant Pers), André Rutten (De Tijd) en Jan Spierdijk (De Telegraaf). Laatstgenoemde was alleen gekomen om te zeggen, dat hij het idee sympathiek vond maar zelf op grond van het principe van journalistieke onafhankelijkheid elke vorm van organisatie afwees. De anderen hadden begrip voor die huiver, maar besloten toch een forum voor onderling overleg op te richten. Het zou geen vereniging en zeker geen bond mogen worden, maar hooguit een kring; er zou geen bestuur en geen voorzitter zijn, maar alleen een secretaris, omringd door een stuurgroep. Coos van Hoboken werd de eerste secretaris en besloten werd voor een volgende vergadering een grotere groep critici uit het hele land uit te nodigen. Deze tweede bijeenkomst vond plaats op 16 januari 1967 in een van de foyers van de Koninklijke Schouwburg in Den Haag en het lijkt daarom verantwoord deze datum aan te houden als het moment, waarop de Kring van Nederlandse Toneelcritici (zoals de naam toen nog luidde) officieel werd opgericht.
Een van de eerste initiatieven van de Kring was het instellen van een Prijs van de Kritiek, waarvoor nadrukkelijk geen nauwkeurig omschreven criteria zouden worden vastgelegd. De prijs zou kunnen gaan naar een persoon, een instelling, een voorstelling of een initiatief met een naar het oordeel van de leden bijzonder aspect dat het verdiende extra onder de aandacht te worden gebracht. De eerste Prijs van de Kritiek werd op 6 september 1967 in de Amstelkelder te Amsterdam uitgereikt aan Kees van Iersel voor het baanbrekende werk van de sinds 1962 door hem geleide toneelgroep Studio. In de daaropvolgende jaren ging de prijs naar de dramaturgische afdeling van Toneelgroep Centrum (1968), decor- en theaterontwerper Wim Vesseur (1969), Mickery- oprichter Ritsaert ten Cate (1970), regisseur Peter Oosthoek, met name voor de voorstelling 'Kees de jongen' (1971), Paul Steenbergen als leider van de Haagse Comedie, mede om de harmonieuze wijze waarop hij de leiding aan een jongere generatie had doorgegeven (1972), het collectief van 'The Family' onder leiding van Lodewijk de Boer (1973) en choreograaf Hans van Maanen (1974). Inmiddels waren ook dans- en operacritici tot de Kring toegetreden en was de naam gewijzigd in Kring van Nederlandse Theatercritici.
Een ander initiatief van de Kring, dat tot nu toe stand heeft gehouden, was de maandelijkse premièreagenda, opgezet door Karel van Muijden. De bedoeling hiervan was niet alleen interne informatie, maar vooral ook het alert maken van de toneelgezelschappen op het gevaar van opeenhoping van premières. Om dit signaal al zo vroeg mogeljk af te kunnen geven werd ook al in mei een voorlopige agenda voor het hele komende seizoen opgesteld. Veel geholpen heeft het niet: het systeem van een seizoen, verdeeld in vier à vijf première-rondes waarin stukken in doublure of triplure werden uitgebracht, heeft zich nog lang kunnen handhaven. In 1970 kwam onder auspiciën van de Kring het Adresboek voor het Nederlands Toneel tot stand: een ledenlijst van de Kring, gevolgd door adressen van overheid en organisaties in Nederland en het buitenland, toneelgezelschappen, toneelscholen en dramatische instituten, schouwburgen etc., informatie die in een tijd, dat er nog geen internet bestond, nog niet eerder bijeen was gebracht. Ten slotte mag als activiteit uit de beginjaren van de Kring nog de aansluiting bij de Association Internationale des Critiques de Théatre (AICT) in 1968/69 worden genoemd; met name Jaap Joppe van de Sijthoff Pers (Haagsche Courant en Rotterdamsch Nieuwsblad) heeft zich in de beginjaren van de Kring krachtig voor deze internationale contacten ingezet.